Stoppen met ondernemen

Soms worden ondernemingen stopgezet. De redenen daarvoor lopen sterk uiteen, zoals tegenvallende economische omstandigheden, interne spanningen binnen het management of een persoonlijke beslissing van de ondernemer. Het stoppen met ondernemen wordt daarbij niet altijd beschouwd als een definitief einde, maar kan ook worden gezien als een bewuste keuze voor een nieuwe richting, heroriëntatie of rust.

De notaris helpt je

Wil je je onderneming stopzetten maar zit je nog met een aantal juridische vragen? Aarzel niet om een notariskantoor te contacteren. 

Contacteer een notariskantoor

Je eenmanszaak stopzetten

Wanneer je kiest om te stoppen met je eenmanszaak , moet je in eerste instantie je zelfstandig statuut stopzetten. Er kunnen verschillende redenen zijn om je activiteiten stop te zetten: je gaat met pensioen, je gaat failliet, je wordt arbeidsongeschikt of je gaat bijvoorbeeld als werknemer aan de slag.

  • Eerst en vooral wordt je zelfstandige activiteit uit de KBO (Kruispuntbank van Ondernemingen) geschrapt. Hiervoor kan je bij het ondernemingsloket terecht. Het ondernemingsloket registreert de datum van de schrapping van jouw activiteit en vermeldt ook de reden van de beëindiging. Van deze schrapping ontvang je een attest.

  • Ook de btw -administratie moet op de hoogte zijn van de stopzetting van je onderneming. Hiervoor ga je naar een btw-kantoor. Opgelet: ook als je jouw huidige zelfstandige activiteit stopt om met een andere zelfstandige activiteit te beginnen, moet je dat  melden aan het ondernemingsloket en aan het btw-kantoor. Je behoudt dan wel je ondernemingsnummer en je btw-nummer, maar je krijgt  een nieuwe activiteit toegekend.

  • Je brengt binnen de 15 dagen je sociale verzekeringsfonds en je ziekenfonds op de hoogte van de stopzetting van je zaak. Je hoeft geen bijdragen meer te betalen nu je stopt (met uitzondering van een bijdrage voor het lopende kwartaal). Aan jouw sociale verzekeringsfonds moet je een persoonlijke verklaring van stopzetting en een bewijs van stopzetting (bijvoorbeeld een kopie van het attest van schrapping uit de KBO) overhandigen. Het ondernemingsloket bezorgt je die documenten bij de uitschrijving.

Je vennootschap stopzetten

Wanneer je wil stoppen met ondernemen zal je moeten overgaan tot de ontbinding en vereffening van je vennootschap . De “ontbinding” is de eerste stap, de “vereffening” is de tweede. Vennootschappen die voor een onbepaalde tijd worden opgericht, kunnen vroegtijdig worden ontbonden. De ontbinding betekent dat je vennootschap zijn rechtspersoonlijkheid  verliest, en  juridisch gezien, niet meer zal bestaan. De ontbinding gebeurt door een besluitvorming van de algemene vergadering, op dezelfde manier als een statutenwijziging.

  • De ontbinding van de vennootschap betekent dat je vennootschap zijn rechtspersoonlijkheid verliest. Je onderneming zal dan niet langer bestaan. De vereffening daarentegen, heeft te maken met het voldoen van de rekeningen. De schuldeisers moeten betaald worden met de opbrengst van de verkoop van de activa. Wat overblijft,  gaat naar de aandeelhouders. De ontbinding en vereffening gebeurt in de verschillende fases.

    De algemene vergadering beslist over de ontbinding en de vereffening van de vennootschap. Dit gebeurt op dezelfde wijze als bij een statutenwijziging. Als basis wordt hiervoor gebruikt:

    • Een  verslag van het bestuursorgaan met de staat van actief en passief;
    • Het verslag van de commissaris, bedrijfsrevisor of externe accountant.

    Er wordt een vereffenaar aangesteld. De vereffenaar verkoopt je activa om met de opbrengst de schulden te betalen.

    In sommige gevallen zal de ondernemingsrechtbank tussenkomen, zoals bij een deficitaire vereffening. Want dan kunnen sommige schuldeisers worden benadeeld. Daarom moet de rechtbank  de aanstelling van de vereffenaar goedkeuren én het plan van verdeling van de activa dat door hem werd opgesteld. Bij een batige vereffening is deze dubbele controle door de rechtbank niet vereist. Bij zo’n vereffening is de kans op benadeling van de schuldeisers klein. Zij kunnen immers volledig terugbetaald worden.

    Is er een saldo? Dan gaat dat saldo naar de aandeelhouders van de zaak.

  • De gewone procedure om de onderneming stop te zetten gebeurt in twee stappen: eerst de ontbinding en dan pas de vereffening.

    Daarnaast bestaat er een vereenvoudigde manier om je onderneming stop te zetten: de ontbinding en vereffening in één akte. Door de beperkte formaliteiten en snelle afhandeling, is dit voor vele ondernemingen een goed alternatief voor de gewone procedure. Om gebruik te maken van deze methode gelden een aantal voorwaarden:

    • De vennoten beslissen unaniem om de vennootschap stop te zetten;
    • Er wordt geen vereffenaar aangewezen;
    • Alle schulden werden aan de schuldeisers betaald of op een geblokkeerde rekening geplaatst. Werd een schuldvordering nog niet voldaan, dan moet de schuldeiser of aandeelhouder schriftelijk instemmen met het gebruik van deze procedure;
    • Bij een Vennootschap onder Firma (VOF) en een Commanditaire Vennootschap moet er een gecontroleerde staat van activa en passiva worden opgesteld. Zo kan men nagaan of aan de voorwaarden voor de procedure is voldaan;
    • De vennoten ontvangen wat er overblijft van het actief.

De gerechtelijke ontbinding en vereffening 

Wie kan de ontbinding vragen?

Iedereen kan dit aan de rechtbank vragen:

  • Voor een NV: als de activa lager zijn dan het wettelijk voorgeschreven minimum. Iedere belanghebbende derde kan aan de rechtbank de ontbinding van de vennootschap vragen;
  • Wegens specifieke motieven: grote meningsverschillen, machtsmisbruik, aanhoudende problemen met een bestuurder of aandeelhouder die de samenwerking onmogelijk maakt, een bestuurder of aandeelhouder die zelf voor concurrentie zorgt, …;
  • Wanneer de vennootschap zonder gegronde reden de overdracht van aandelen weigert;
  • Als de oprichtingsakte niet in authentieke vorm is. Hiervoor mag iedere belanghebbende ook de nietigheid vragen;
  • Voor iedere grond die ook aanleiding zou geven tot de ontbinding van rechtswege (automatisch);
  • Iedere belanghebbende of het openbaar ministerie kan ook aan de rechtbank de ontbinding vragen van een “slapende” onderneming

Een slapende onderneming is een vennootschap die nog bestaat, maar geen activiteiten meer voert. Men spreekt dan ook wel eens van  een “spookvennootschap”. Ook wanneer er reeds eenmalig nagelaten wordt om een jaarrekening neer te leggen,  kan de ondernemingsrechtbank de vennootschap ontbinden. Deze vordering kan ten vroegste worden ingesteld na het verstrijken van een termijn van zeven maanden na afsluiting van het boekjaar. Zo kunnen rechtbanken “slapende vennootschappen” sneller uit het handelsverkeer weren.

Op pensioen gaan als zelfstandige

Het wettelijk pensioen van een zelfstandige is niet zeer hoog. Gelukkig zijn er verschillende mogelijkheden om het beperkte zelfstandigenpensioen aan te vullen.

Het wettelijk pensioen van een zelfstandige valt lager uit dan dat van werknemers of ambtenaren, ook als de zelfstandige evenveel gewerkte jaren op de teller heeft staan. Het wettelijk pensioen van een zelfstandige volstaat meestal ook niet om de opgebouwde levensstandaard na pensionering te behouden. Dat is waarom de overheid zelfstandige ondernemers aanmoedigt om een aanvullend pensioen op te bouwen.

Naast het wettelijk pensioen of “de eerste pijler”, zijn er mogelijkheden in de tweede en in de derde pensioenpijler. 

  • De tweede pijler bestaat uit het aanvullend pensioen. Het aanvullend pensioen kan je opbouwen terwijl je werkt. Je bouwt dit pensioen op door geld te sorten aan een pensioeninstelling.
  • De derde pijler bestaat uit het pensioensparen of langetermijnsparen. Dit gebeurt op eigen initiatief bij de bank of pensioenverzekeraar. 

De tweede pijler voor ondernemers en vrije beroepers

  • Het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ) is een eerste mogelijkheid om extra te sparen voor je pensioen. De premies komen terecht in een verzekering met kapitaalgarantie. Zo kan je erop vertrouwen dat je bij pensionering een bedrag krijgt dat minstens gelijk is aan de betaalde premies.

    Deze mogelijkheid bestaat voor alle zelfstandigen en voor alle beoefenaars van een vrij beroep, ongeacht of je een vennootschap hebt of niet. Het maakt ook niet uit of je zelfstandige bent in hoofdberoep of bijberoep.

    Het VAPZ is een voordelige formule, want de premies die je voor het VAPZ betaalt zijn beroepskosten die je in mindering mag brengen van je beroepsinkomsten. Daardoor daalt de belastbare basis en betaal je minder belastingen en sociale bijdragen. Op de betaalde premies zijn er geen taksen verschuldigd.

    Enige beperking: elk jaar kan je maar een bepaald maximum bedrag voor het VAPZ storten, namelijk maximaal 8,17% van je beroepsinkomen met een absolute bovengrens in 2020 van 3.291,30 euro.

    Je kan ook opteren voor het Sociaal VAPZ. Naast de opbouw van een aanvullend pensioen, kan je dan rekenen op extra waarborgen, bijvoorbeeld bij arbeidsongeschiktheid of invaliditeit. Kies je voor een sociaal VAPZ dan bedraagt de maximaal toegelaten premie 9,40% van het beroepsinkomen met een absoluut maximum in 2020 van 3.786,81 euro.

  • Zoals het VAPZ, maakt ook de Individuele Pensioentoezegging (IPT) deel uit van de tweede pensioenpijler voor zelfstandigen en vrije beroepen. Maar met een belangrijk verschilpunt: een IPT is alleen mogelijk als je werkt via een vennootschap. De premies voor deze verzekering worden door de vennootschap betaald en zijn voor de vennootschap fiscaal aftrekbaar.

    Maar de opgebouwde spaarpot komt wel aan jou als bedrijfsleider toe als je met pensioen gaat. Daarom wordt het IPT ook wel bestempeld als ‘de groepsverzekering voor zelfstandigen’.

    Meestal zijn de premies die de vennootschap voor het IPT stort een veelvoud van de premies die betaald worden voor het VAPZ. Logisch, want voor de opbouw van een IPT ben je niet gebonden aan bepaalde grensbedragen.

    Wel moet je erop letten dat je de 80 procentgrens niet overschrijdt. De som van je wettelijk pensioen, je VAPZ en je IPT, mag - omgerekend naar een jaarlijkse rente - niet hoger liggen dan 80% van het laatste ‘normale’ jaarinkomen voor je pensionering. Omdat je onmogelijk kan weten wat je laatste jaarinkomen zal zijn, wordt er rekening gehouden met je recente inkomen. Wordt de 80 procentgrens toch overschreden, dan zijn de premies fiscaal niet aftrekbaar.

    Het kapitaal dat je bij pensionering via een IPT ontvangt, wordt anders belast dan het kapitaal dat je krijgt via het VAPZ. Meer details hierover bespreek je best met je fiscale adviseur.

  • Zelfstandigen zonder een vennootschap hebben sinds midden 2018 een bijkomende mogelijkheid om te sparen voor een aanvullend pensioen: zij kunnen sindsdien een Pensioenovereenkomst voor Zelfstandigen (POZ) afsluiten. Daarmee kunnen ook eenmanszaken en beoefenaars van een vrij beroep zonder een vennootschap nog een extra spaarpot in de tweede pijler opbouwen, naast het VAPZ. Zelfstandigen in bijberoep kunnen ook een POZ sluiten, maar slechts als aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

    Ook bij een POZ worden de betaalde premies in een verzekeringsproduct gestort. Aan jou de keuze of dat een verzekeringsproduct is mét of zonder kapitaalgarantie. Net zoals bij een IPT, is er op de premies een taks van 4,4% verschuldigd.

    De betaalde premies leveren een belastingvermindering op van 30%. Stort je dit jaar bijvoorbeeld 6,000 euro, dan levert dat een belastingvermindering op van 2.000 euro.

    Een POZ heeft ook minpunten: de premies die je stort voor een POZ worden niet in mindering gebracht van je beroepsinkomen. Daarom is een POZ meestal minder interessant dan het VAPZ. Experten raden aan om eerst te storten voor het VAPZ én voor de derde pensioenpijler (zie hieronder) en pas een POZ te overwegen als je dan nog extra marge hebt.

    In principe kan je onbegrensd storten voor een POZ, evenwel op voorwaarde dat de som van je wettelijk pensioen, je VAPZ-pensioen en je POZ-pensioen niet hoger mag zijn dan 80% van het gemiddelde inkomen van de laatste drie jaar van je loopbaan als zelfstandige.

De derde pijler voor ondernemers en zelfstandigen 

Naast het wettelijk pensioen (de eerste pijler) en het aanvullend pensioen (de tweede pijler), kan een zelfstandige ook sparen voor de derde pensioenpijler: het individuele pensioensparen.

In 2019 heb je, net als werknemers, de keuze tussen twee fiscale maximumbedragen: 980 of 1.260 euro. Stort je in 2020 990 euro, dan krijg je een belastingvermindering van 30% of 297 euro. Stort je 1.270 euro dan kan je rekenen op een belastingvermindering van 25%.

Vanuit fiscaal oogpunt heeft het individuele pensioensparen enkele strepen voor op een POZ. Zo hoef je  geen premietaks te betalen voor het individuele pensioensparen en zijn er ook geen sociale bijdragen verschuldigd als het pensioenkapitaal wordt uitgekeerd. Op het einde van de rit wordt het gespaarde kapitaal in de derde pijler ook minder zwaar belast dan het kapitaal dat je spaarde op basis van een POZ.