Huren

In België heb je het algemene huurstelsel en drie speciale regelingen: woninghuur, handelshuur en pacht. Het algemene stelsel geldt voor alle huurcontracten die niet onder die drie vallen. Het fungeert ook als back-upregeling voor alles wat de speciale regelgevingen niet dekken.

Verschillende huurregels

De drie bijzondere regimes, namelijk woninghuur, handelshuur en pacht worden door afzonderlijke en specifieke wetten beheerst zoals hierna kort beschreven. Binnen die regelgevingen gelden ook regels voor specifieke situaties zoals de verhuur van een studentenkot of een het openen van een pop-up.

  • Woninghuur

    Het Vlaams woninghuurdecreet geldt voor alle huurcontracten die betrekking hebben op een woning die de hoofdverblijfplaats van de huurder is.

  • Handelshuur

    Naast de gewone huurregels is er een speciale wet voor handelshuur: de handelshuurwet. Die zorgt voor extra bescherming van de huurder. Voor een handelaar is het huurcontract namelijk een heel belangrijk onderdeel van zijn zaak.

  • Pacht

    Pacht is een bijzondere vorm van huur, waarbij agrarisch onroerend goed (gronden en/of gebouwen) door een eigenaar, zijnde de verpachter, wordt verhuurd aan een actieve landbouwer, de pachter, om deze hoofdzakelijk te gebruiken in zijn landbouw.

gelukkig gezin met dochterje

De algemene huurregels 

De algemene regels rond de huurovereenkomsten zijn terug te vinden in het Burgerlijk Wetboek. Het zijn de basisregels die van toepassing zijn op de huurovereenkomsten.

Partijen moeten bij het sluiten van een huurovereenkomst rekening houden met bepaalde regels. Sommige regels moeten ze verplicht volgen (dwingende regels) en van andere regels mogen ze afwijken indien ze dat wensen (aanvullende regels).

Sommige regels hebben een “aanvullende” werking. Partijen kunnen ze  aan de kant schuiven. Ze kunnen over bepaalde aspecten van hun huurovereenkomst onderling afspraken maken. 

Opgelet, vaak zal een huurovereenkomst ook onderworpen worden aan dwingende regels. Dat is bijvoorbeeld zo als een huurovereenkomst wordt opgesteld met het oog op het verhuren van een woning als hoofdverblijfplaats aan een particulier. Dan zijn de specifieke regels van de Woninghuurwet van toepassing. Die specifieke regels hebben altijd voorrang op de algemene basisregels. De regels van de Woninghuurwet zijn in principe van “dwingende aard”, de partijen mogen er niet zomaar van afwijken, tenzij uitdrukkelijk is bepaald dat het wel mag.

Ook in het Burgerlijk Wetboek zijn er regels waarvan de partijen niet mogen afwijken, zoals de regels over de plaatsbeschrijving of over de indexering van de huurprijs.

Het algemeen huurregime beschreven in het Burgerlijk Wetboek heeft daarnaast ook belang voor huurovereenkomsten die niet onder specifieke huurregels vallen en waarvoor er bijgevolg geen specifieke regels bestaan. Denk daarbij maar aan de verhuur van kantoren, studentenkamers, opslagplaatsen of tweede verblijven. Bij gebrek aan specifieke regels zijn die overeenkomsten “slechts” onderworpen aan de basisregels van het Burgerlijk Wetboek. Voor die overeenkomsten geldt er dus een grotere contractuele vrijheid, gezien die regels in de meeste gevallen een aanvullende werking hebben.

Specifieke situaties

In sommige specifieke situaties gelden er andere regels. 

Contractuele vrijheid

Partijen kunnen geldig overeenkomen dat een huurovereenkomst die niet voldoet aan de toepassingsvoorwaarden van één van de drie bijzondere regimes, toch zal onderworpen zijn aan één van deze regimes (bv. de verhuring van een huis dat de huurder niet tot hoofdverblijf dient, wordt contractueel toch onderworpen aan de woninghuurwet). 

Het is niet mogelijk dat een verhuurd goed dat onder één van de bijzondere regimes valt (bv. de huur van een handelshuis) onderworpen wordt aan één van de andere bijzondere regimes (bv. aan de woninghuurwet) of aan het gemeenrechtelijk regime alleen.